Academieraad

Academieraad

Type: bestuursorgaan
Andere namen: naamsverandering: Senatus Academicus (1817-1835)
naamsverandering: Conseil Académique (1835-1923)
naamsverandering: Academieraad (1923-1991)
ook gekend als: Academischen Senaat (1916-1918)
vertaling: Sénat Académique (1817-1835)
vertaling: Academische Senaat (1817-1835)
Periode: 1817-1991
Geschiedenis: Het KB van 25 september 1816 omschrijft de ‘Senatus academicus’ als de vergadering van alle gewone hoogleraren met de rector als voorzitter. Zij zijn belast met het toezicht op de tucht en de studies. Om de orde te handhaven mag de Senaat reglementen en statuten uitvaardigen, in overeenstemming met de wetgeving. Het college van curatoren wordt op de hoogte gebracht van de nieuwe reglementen, inclusief de bijhorende achtergrond en motieven. De Senaat kan voorstellen aan de curatoren overmaken (art. 178-179). De Academische senaat mag ook jaarlijks twee kandidaten voor het rectoraat voorstellen. De uiteindelijke keuze van de rector berust bij de koning. De senaat wordt samengeroepen door de rector of bij afwezigheid door de prorector. De Senaat hanteert het Latijn als bestuurstaal, waarin alle verslagen, officiële akten, besluiten en statuten worden opgesteld. Belangrijke kwesties worden tijdens een gezamenlijke vergadering van het college der curatoren en de senatus academicus besproken: de senatus amplissimus. Het initiatief kan van beide organen uitgaan. Minstens eenmaal per jaar komt de senatus amplissimus samen, voordat de rector zijn functie overdraagt. De curatoren nemen tijdens deze vergadering de eed af van de professoren die het volgende jaar academische functies bekleden (art. 177). De secretaris van de Academische senaat wordt gekozen door de curatoren, samen met de rector en de assessoren uit twee kandidaten, voorgedragen door de academische senaat. De secretaris is belast met de bewaring van het zegel en de archieven van de universiteit en stelt de verslagen van de Senaat en van het College van assessoren op. Hij staat in voor het verzenden van alle opgevraagde akten, besluiten, diploma’s enz. en is belast met het opstellen en de publicatie van de Annales (art. 193-194).

De wet van 27 september 1835 vervangt de Senatus Academicus door de Conseil académique, waartoe alle hoogleraren (gewone en buitengewone) behoren. Wel wordt aan de raad de bevoegdheid ontnomen om de kandidaten voor het rectoraat voor te dragen. De rector wordt niet langer voorgedragen door de Senaat, maar rechtstreeks benoemd door de koning. De academieraad mag twee kandidaten voordragen voor de functie van secretaris. De koning benoemt de secretaris. De bevoegdheden van de secretaris blijven behouden. Art. 14 van het KB van 3 december 1835 belast de secretaris nog steeds met het opstellen van de verslagen van de academieraad en de assessorenraad. Art. 15 somt de andere bevoegdheden op:
1. het bewaren van het zegel en de academische archieven van de universiteit
2. het verzenden, meedelen en versturen van stukken met betrekking tot het uitvoeren van het reglementen of beslissingen van de academieraad en de assessorenraad
3. het inschrijven van alle regeringsbesluiten m.b.t. de universiteit in een speciaal register (deze bepaling valt weg in het organieke reglement van 9 december 1849)
4. de redactie, het drukken en publiceren van de programma’s volgens de besluiten van de academieraad. Het

KB van 3 december 1835 bepaalt dat de academieraad ook jaarlijks een ontvanger aanstelt (art. 12). De ontvanger is belast met het berekenen en het verdelen van de wettelijke voorziene afhouding van ¼ op de cursusgelden die de studenten dienen te betalen (art. 16).

Het organiek reglement van 9 december 1849 schrijft ook voor dat de ontvanger op elke som die hij ontvangt een afhouding, vastgesteld door de academieraad, ten persoonlijke titel mag innen (art. 34). De ontvanger levert kwijtschriften af aan de studenten en beschikt over een kantoor binnen de universiteit (art. 35). De ontvanger blijft belast met het opmaken van een voorstel van verdeling van de inschrijvingsgelden onder de professoren en ‘agréges’. Na goedkeuring door het College van assessoren leveren zij een mandaat af op de kas van de ontvanger (art. 37, 39).

Na de toekenning van de rechtspersoonlijkheid aan de universiteit (1920) buigt de Academieraad zich over de goedkeuring van de begroting en de jaarrekeningen van het universiteitsvermogen. De wet van 28 april 1953 kent aan de academieraad, samengesteld uit de gewone en buitengewone hoogleraren, het recht toe om kandidaten voor te dragen voor het ambt van rector, ondervoorzitter van de Raad van Beheer en secretaris van de academieraad. Daarnaast beraadslaagt de academieraad over alle vraagstukken rond universiteit, het hoger onderwijs, de oprichting van scholen, faculteiten, instituten en interfacultaire centra. De Raad kan academische straffen uitspreken, zoals de schorsing langer dan een maand of de uitsluiting. Tenslotte komt het de academieraad toe erediploma’s (doctoraten honoris causa) te verlenen (art. 17).

Vanaf 1964 kunnen ook hoogleraren en geassocieerde hoogleraren deel uitmaken van de Academieraad (wet van 6 juli 1964, art.1).

In 1971 wordt de academieraad bevoegd voor het verkiezen van de vertegenwoordigers van het onderwijzend personeel in de Raad van beheer (wet van 24 maart 1971). In de notulen van de academieraad vindt de onderzoeker de proces-verbalen (uittreksels) van de examens afgelegd voor het behalen van de speciale wetenschappelijke diploma’s (KB van 16 september 1855) en een kopie van het behaalde diploma.

Bij de invoering van de aggregatie voor het hoger onderwijs (KB 10 maart 1931) is ook het proces-verbaal van de openbare les (het derde en laatste examengedeelte) opgenomen en dit tot in 1994.

Bij decreet van 26 juni 1991 wordt de academieraad afgeschaft.

Elienne Langendries, Archivaris UGent, 2017
Actoren:heeft link met: Ontvanger van de Academieraad
secretariaat door: Van Coetsem, Charles (1831-1832)
Archieven:Archief Academieraad
Thema's:bekrachtigt: Uitreiken van eredoctoraten
Externe linken:Odis - ACADEMISCHE RAAD (UGENT), geraadpleegd op 19/07/2024
Bronnen: Règlement sur l’organisation de l’enseignement supérieur dans les provinces méridionales du royaume des Pays-Bas, 25 septembre 1816. Nothomb, Jean-Baptiste. Etat De L'instruction Supérieure En Belgique. Rapport Présenté Aux Chambres Législatives Le 6 Avril 1843, deel I. Bruxelles, Em. Devroye, 1844, p. 292-294.
"Arreté royal portant reglement pour l’execution de la loi organique de l’enseignement supérieur, 3 december 1835." Nothomb, Jean-Baptiste. Etat De L'instruction Supérieure En Belgique. Rapport Présenté Aux Chambres Législatives Le 6 Avril 1843, deel II. Bruxelles, Em. Devroye, 1844, p. 1020-1021.
"Arrêté royal organique, 9 décembre 1849." Beckers, Léon. L'enseignement Supérieur En Belgique. Code Annoté Des Dispositions Légales Et Réglementaires, Précédé D'une Notice Historique Sur La Matière. Bruxelles, Castaigne, 1904, p. 24-25.
"Wet betreffende de inrichting van het hoger onderwijs in de Rijksuniversiteiten, 28 april 1953." Belgisch Staatsblad, 1 mei 1953, p. 2.
"Wet tot wijziging van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de staat, gewijzigd door de wet van 9 april houdende diverse maatregelen voor de universitaire expansie en van de wet van 5 juli 1920 tot toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de Staatsuniversiteiten Gent en Luik, 24 maart 1971." Belgisch Staatsblad, 16 september 1971, p. 10663-10667.
"Bijzonder decreet betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen, 26 juni 1991." Belgisch Staatsblad, 29 juni 1991.
Van Win, Bob. Introductiebrochure Voor Het Personeel. Gent, RUG, 1990.
Simon-Van der Meersch, Anne-Marie. Inventaris Archief R.U.G. 1817-1981. Gent, RUG Archief, 1985, p. 5-12.
Citeren: Archief Universiteit Gent, Academieraad, AU0036